Vorige week schreef ik op één dag 3300 facturabele woorden.
Ik schreef nog meer woorden die dag. Een paar mailtjes naar klanten, wat uitwisseling van gedachten met medeschrijvers in Slack, een chat met mijn dochter en een boodschappenlijstje. Maar dat waren woorden zonder prijskaartje.
Beest!, zei ik tegen mezelf. 3300 is ka-ching, natuurlijk. Was elke dag maar zo. Er zijn ook dagen bij dat ik trots ben op 250 woorden. Soms komt dat door te veel admin, gebel, en interviews. Maar soms zijn 250 woorden gewoon genoeg.
Die 250 zijn dan hun gewicht in goud waard, ook al krijg je er niet voor wat je voor de 3300 woorden krijgt. Maar ze zijn genoeg omdat ze mooi zijn. Omdat de tekst doorwrocht is, een bizar sterke samenhang heeft.
Ik zou bijna zeggen: omdat die 250 samen literatuur zijn. Ook toegepaste kunst mag kunst heten.
Metselen
Eigenlijk is het schrijversvak – ik noem het doelbewust ‘vak’ – iets met twee kanten. Aan de ene kant is het drammen, doorknallen, meters maken. Aan de andere kant is het stilstaan, eeuwig nadenken over dat ene woord, die ene zinsconstructie. Hollen en stilstaan. Verstand op 0 én creativiteit in over-drive. Allebei.
De Amerikaanse schrijver en theoloog, Stanley Hauerwas, vergelijkt zijn werk als schrijver met wat zijn vader deed: metselen. Schrijven is voor Stanley stenen leggen. Het lijkt makkelijk, maar zet maar eens snel een kaarsrechte muur weg waarin de stenen samen een gelijkmatig patroon vormen.
Zo bestaat schrijven uit oefenen, oefenen en nog eens oefenen. En als je genoeg geoefend hebt, ben je metselaar. Metselaar van woorden. iemand die meters kan maken. iemand die 100 pagina’s vol bouwt met woorden die samen een sluitend en eensluidend verhaal vormen dat lekker wegleest. Metselen is 3300 woorden leggen. Qua vorm en inhoud. Facturabel.
Miniatuur
Interessant genoeg is diezelfde Hauerwas beroemd om zijn knap geconstrueerde zinnen. Zinnen waarbij je stil moet staan – niet omdat ze te gecompliceerd zijn, maar omdat ze je uitnodigen om de wereld op een andere manier te zien. Zijn theologie is een rijke ervaring om te lezen, zelfs als je het niet met hem eens bent.
En dat is ook schrijven: zinnen die mooie miniatuurtjes zijn en zo ingelijst kunnen worden. Niet als wc-tegel, maar als doorkijk in de ziel van de mens en de betekenis van het leven. Proza is ook poëzie.
Maar een boek waarin elke zin een miniatuur is, dat kan ook niet. Dat gaat vreemd genoeg vervelen. Dan maak je van je lezers zwijnen die parels moeten eten. Gaat niet. Dus er moet gemetseld worden. Soms wel 3300 woorden op een dag.
Anders komt het werk nooit af. En als het werk nooit af komt, ben je er op een gegeven moment klaar mee. En zo niet de schrijver dan toch wel de lezer.
Discussion about this post
No posts