“Trekt u de broek maar even naar beneden, meneer”, zei de verpleegkundige.
“Welke broek wil je” vroeg Olaf.
“U mag de onderbroek aanhouden, hoor”.
“Nee, ik bedoel die van mij of van jou?”
De verpleegkundige liep rood aan. Van woede. “Dat heet seksuele intimidatie”, meneer.
“Nee,” zei Olaf, “het is een vraag naar jouw woordgebruik”.
—
Je hebt het vast ook wel eens gehoord: “Doe DE broek maar even uit”. Terwijl ze ook zeggen: “Hier is UW ponsplaatje”, “Hier is UW afspraakkaart”, “Dit zijn UW opties”.
Raar maar waar, zodra er iets is waar we ons ongemakkelijk bij voelen gebruiken we eufemismen. En wie had nu gedacht dat het lidwoord ‘de’ ook vaak die functie heeft. Door niet “uw broek” te zeggen, wordt de aandacht niet op het zich ontblotende lichaam van Olaf gevestigd, maar op het neutrale ‘de broek’.
Olaf, die in het dagelijks leven copywriter is, toont zich opmerkzaam en zegt: hoezo ‘de’. De ambivalentie die met het eufemistisch gebruik van ‘de’ gecreëerd wordt, vraagt om exploitatie. Nu zou in het Engels ‘exploitation’ meteen een connotatie van misbruik kunnen hebben, maar dat is niet zo in de Nederlandse taal.
Olaf exploiteert dus geheel onschuldig de ambiguïteit van het de-gebruik om een eufemisme ‘bloot’ te leggen. Dat doet Olaf met de beste bedoelingen. Want eufemismen maskeren altijd iets. En was gemaskeerd wordt—helemaal wanneer dit onbewust gebeurt zoals bij de verpleegkundige—is meestal een probleem.
“De broek meneer…”
In dit geval is het best begrijpelijk dat de verpleegkundige bewust of onbewust niet de aandacht wil vestigen op Olafs billen. Niet alle billen zijn leuk of lekker en zeker in een steriele medische context wil je gewoon snel die prik zetten en hoppa klaar ermee.
“De broek mag weer omhoog meneer.”
Dat laatste hoeft de verpleegkundige er meestal niet bij te zeggen, want ook Olaf en alle andere broek-naar-beneden-doeners staan er meestal niet om te springen om voor een wildvreemde verpleegkundige de broek langer omlaag te houden dan nodig is.
Het ongemak is wederzijds.
Olaf had dus ook z’n mond kunnen houden om zich vervolgens bezig te houden met eufemismen die er wél toe doen.
Bijvoorbeeld: Wat is er mis met ‘neger’ terwijl we wel zwarte zeggen? Het woord ‘neger’, afgeleid van het Latijnse ‘niger’, betekent toch gewoon ook zwart?
En hier is het punt dat ik wil maken:
Eufemismen lossen alleen tijdelijk iets op. Als we ineens ‘mensen met een migratieachtergrond’ in plaats van ‘allochtoon’ zeggen, dan hebben we het onderliggende probleem niet opgelost. We maskeren en verschuiven het. De negatieve connotatie van het woord allochtoon verraadt onze haat voor vreemdelingen. Daar ligt het echte probleem.
Discussion about this post
No posts
Allochtoon was gewoon een feitelijk onjuiste term. Vaak kwam de persoon in kwestie gewoon uit Nederland en had een Nederlandse ouder. Vandaar dat men is overgestapt op 'persoon met migratieachtergrond'. Dat is namelijk simpelweg de inhoudelijk correcte omschrijving. Probleem is nog wel dat het CBS een foutieve definitie gebruikt die niet strookt met de Nederlandse taal. Zo kan iemand natuurlijk zowel een Nederlandse achtergrond hebben als een migrqtieachtergrond. Volgens het CBS kan dit echter niet. Zodra één van je ouders in het buitenland is geboren ben je 'besmet' en verlies je je Nederlandse afkomst, volgens het CBS. Nederlandse "wetenschappers" doen daar nog een schepje bovenop en vertalen "migratieachtergrond" met "foreign" of "non-Dutch", wat in de meeste gevallen niet correct is.